Delen van de weergave

In dit gedeelte worden de basisonderdelen van de weergaven beschreven die u in Tableau kunt maken. U kunt zo nodig onderdelen van de weergave tonen of verbergen (zie hieronder). Elke weergave bevat een tabel in een of andere vorm, die rijen, kolommen, kopteksten, assen, deelvensters, cellen en markeringen kan bevatten. Weergaven kunnen knopinfo, titels, bijschriften, veldlabels en legenda's bevatten.

Het weergavegebied

Dataweergaven worden in een tabel op elk werkblad weergegeven. Een tabel is een verzameling rijen en kolommen en bestaat uit de volgende onderdelen: kopteksten, assen, deelvensters, cellen en markeringen. Daarnaast kunt u ervoor kiezen om titels, bijschriften, veldlabels en legenda's weer te geven of te verbergen.

 

A. Veldlabels: het label van een discreet veld dat is toegevoegd aan de container Rijen of Kolommen en dat de leden van dat veld beschrijft. Categorie is bijvoorbeeld een discreet veld met drie leden: Meubilair, Kantoorartikelen en Technologie.

B. Titels: de naam die u aan het werkblad, dashboard of verhaal geeft. Titels worden voor werkbladen en verhalen automatisch weergegeven. U kunt ze inschakelen om ze op uw dashboards weer te geven.

C. Markeringen: de data die de doorsnede van de velden (dimensies en meetwaarden) in uw weergave vormen. Markeringen kunnen worden weergegeven door middel van lijnen, staven, vormen, kaarten en dergelijke.

D. Legenda's: een sleutel die beschrijft hoe de data in uw weergave zijn gecodeerd. Als u bijvoorbeeld vormen of kleuren in uw weergave gebruikt, beschrijft de legenda wat elke vorm of kleur voorstelt.

E. Assen: wordt gemaakt wanneer u een meetwaarde (velden die kwantitatieve, numerieke informatie bevatten) aan de weergave toevoegt. Tableau genereert standaard een continue as voor deze data.

F. Kopteksten: de lidnaam van een veld.

G. Bijschriften: tekst die de data in de weergave beschrijft. Bijschriften kunnen automatisch worden gegenereerd en kunnen worden in- en uitgeschakeld.

Bekijk ook de informatie over Cellen en Deelvensters.

Kopteksten

Kopteksten worden gemaakt wanneer u een dimensie of een discreet veld in de container Rijen of de container Kolommen plaatst De kopteksten bevatten de lidnamen van elk veld in de containers. In de onderstaande weergave bijvoorbeeld bevatten de kolomkoppen de leden van het veld Besteldatum en de rijkoppen bevatten de leden van het veld Subcategorie.

U kunt rij- en kolomkoppen op elk gewenst moment weergeven en verbergen.

U kunt als volgt een koptekst verbergen:

  • Klik met de rechtermuisknop (Control + klikken op een Mac) op de kopteksten in de weergave en selecteer Koptekst tonen.

U kunt als volgt een koptekst tonen:

  • Selecteer in de weergave het veld waarvan u de kopteksten wilt weergeven en selecteer in het veldmenu de optie Koptekst tonen.

Het verbergen van kopteksten kan handig zijn wanneer u met meerdere meetwaarden werkt. In de onderstaande weergave worden bijvoorbeeld de verkopen en winst voor elke regio langs één as weergegeven. U ziet dat de weergave er onoverzichtelijk uitziet wanneer de kopteksten van de meetwaardenamen worden getoond. Omdat de meetwaardenamen ook worden aangegeven met de markeringskleur, kunt u de overtollige kopteksten verbergen om de weergave overzichtelijker te maken.

Assen

Assen worden gemaakt wanneer u een meetwaarde of doorlopend veld in de containers Rijen of Kolommen plaatst. Standaard worden de waarden van het meetwaardeveld langs een continue as weergegeven.

U kunt assen op elk gewenst moment weergeven en verbergen.

U kunt als volgt assen verbergen:

  • Klik met de rechtermuisknop (Control-klik op Mac) op de as in de weergave en selecteer Koptekst tonen om het vinkje naast deze optie te verwijderen.

U kunt als volgt assen tonen:

  • Klik met de rechtermuisknop (Control-klik op Mac) op de meetwaarde in de weergave waarvan u de as wilt weergeven en selecteer in het veldmenu de optie Koptekst tonen.

Deelvensters

Een deelvenster wordt gedefinieerd door de doorsnede van velden in de containers Rijen en Kolommen.

In een tabelberekening wordt dit gezien als een of meer cellen die tot hetzelfde veld behoren en die naargelang de berekening verticaal of horizontaal worden berekend, zoals in het onderstaande voorbeeld:

Zie Waarden transformeren met tabelberekeningen voor meer informatie.

Cellen

Cellen zijn de basiscomponenten van elke tabel die u in Tableau kunt maken. Ze worden gedefinieerd door de kruising van een rij en een kolom. In een teksttabel is een cel bijvoorbeeld de plaats waar de tekst wordt weergegeven, zoals in de onderstaande weergave wordt getoond:

Markeringen

Wanneer u velden naar de weergave sleept, worden de data weergegeven met behulp van markeringen. Elke markering staat voor de doorsnede van alle dimensies in de weergave.

Bijvoorbeeld in een weergave met de dimensies Regio en Jaar is er een markering voor elke combinatie van die twee dimensies (Oost 2011, Oost 2012, West 2011, West 2012, enzovoort). In dit geval is het markeringstype ingesteld op Tekst, dus de Abc staat voor de locatie waar de waarde voor de tekstmarkering wordt weergegeven, wanneer een meetwaarde als Verkoop wordt toegevoegd aan de weergave.

Zie De kaart Markeringen, Het uiterlijk van markeringen in de weergave beheren, Het type markering in de weergave wijzigen, Gestapelde markeringen voor meer informatie over het maken en aanpassen van markeringen.Gestapelde markeringen

Markeringen kunnen op veel verschillende manieren worden weergegeven, bijvoorbeeld als lijnen, vormen, staven, kaarten, enzovoort. U kunt aanvullende informatie over de data weergeven met behulp van markeringseigenschappen. zoals kleur, grootte, vorm, labels, enzovoort. Het type markering dat u gebruikt en de markeringseigenschappen worden bepaald via de kaart Markeringen. Sleep velden naar de kaart Markeringen om meer data weer te geven. Dezelfde weergave als hierboven wordt bijvoorbeeld nogmaals hieronder getoond, maar ditmaal met Winst op Kleur. Met deze aanvullende informatie is het duidelijk dat de regio West in 2014 de hoogste winst had.

Beheer de markeringen in de weergave met behulp van de kaart Markeringen. Gebruik het vervolgkeuzemenu om op te geven welk type markering u wilt weergeven. Sleep velden naar de kaart Markeringen en gebruik de vervolgkeuzemenu's om meer informatie aan de weergave toe te voegen en de kleur, vorm, grootte, labels en het aantal markeringen in de weergave te bepalen.

Knopinfo

Knopinfo is aanvullende informatie die wordt weergegeven wanneer u de cursor op een of meer markeringen in de weergave plaatst. Wanneer u een of meer markeringen selecteert en de cursor hierop plaatst, bevat de knopinfo ook opties om markeringen te filteren (uitsluiten of alleen deze behouden), markeringen met dezelfde waarden weer te geven, groepen te maken, sets te maken of de onderliggende data weer te geven. Als u niet wilt dat gebruikers toegang hebben tot knopinfo-opdrachten, kunt u deze uitschakelen.

Zie ook Afzonderlijke onderdelen van de weergave opmaken, Knopinfo toevoegen aan markeringen en Weergaven maken in Knopinfo (Knopinfo-visualisatie) voor meer informatie over het opmaken van knopinfo en andere knopinfo-instellingen. Zie Data in een weergave verkennen en inspecteren voor meer informatie over analyseopties in knopinfo.

Opdrachtknoppen voor knopinfo voor het verkennen van data in een visualisatie

Bovenaan de knopinfo staan opdrachten voor het filteren van data, het maken van een groep, het sorteren van de selectie en het weergeven van de onderliggende data. U kunt de knopinfo bijvoorbeeld gebruiken om snel een uitschieter in een spreidingsdiagram te verwijderen. Alle opdrachten worden hieronder beschreven.

Als u de knopinfo-opdrachten wilt bekijken, beweegt u de cursor over een markering en houdt u deze stil. De

Deze opdrachten worden standaard weergegeven. U kunt de opdrachten uitschakelen in het dialoogvenster Knopinfo bewerken door Opdrachtknoppen opnemen te deselecteren. Als u dit doet, wordt ook de aggregatiesamenvatting verborgen als er meerdere markeringen zijn geselecteerd.

Knopinfo-opdrachten uitschakelen

Als u niet wilt dat gebruikers toegang hebben tot knopinfo-opdrachten, kunt u deze uitschakelen.

  1. Klik op Knopinfo op de kaart Markeringen of selecteer Werkblad >Knopinfo.

  2. Schakel in het dialoogvenster Knopinfo bewerken het selectievakje Opdrachtknoppen opnemen uit.

De instellingen voor de knopinfo zijn van toepassing op het actieve werkblad en kunnen voor elk werkblad in de werkmap verschillen.

Hoofdtekst en opmaak in knopinfo

De hoofdtekst van de knopinfo bevat details over een specifieke markering of een selectie van meerdere markeringen. In een staafdiagram waarin de verkopen per regio worden weergegeven, kan in de knopinfo bijvoorbeeld het werkelijke verkoopbedrag en de naam van de regio worden vermeld. De standaardknopinfo is gebaseerd op de velden die in de weergave worden gebruikt. U kunt aanpassen wat er in de knopinfo wordt weergegeven door velden naar Knopinfo op de kaart Markeringen te slepen.

Als u knopinfo en de opmaak ervan wilt aanpassen, klikt u op Knopinfo op de kaart Markeringen.

U kunt ook Werkblad > Knopinfo selecteren.

Als het blad acties bevat, worden de actielinks onder de hoofdtekst van de knopinfo weergegeven. Met een actie voegt u context en interactiviteit toe aan uw data via filters, highlights en links naar externe resources. Zie Acties voor meer informatie over het toevoegen van acties aan uw werkmap.

Titels

U kunt op elk werkblad, dashboard of in elk verhaal titels weergeven. Bij werkbladen en verhalen wordt standaard een titel weergegeven, maar u kunt deze verwijderen. Voor dashboards kunt u een titel toevoegen. De titel is standaard de naam van het werkblad, maar u kunt de titel bewerken en de tekst wijzigen. U kunt ook dynamische waarden opnemen, zoals het paginanummer en de werkbladnaam. Zie Afzonderlijke onderdelen van de weergave opmaken voor meer informatie over het opmaken van titels.

Titels in werkbladen weergeven en verbergen

Titels worden standaard weergegeven voor werkbladen en worden opgenomen als onderdeel van het werkblad. Ze worden bovenaan de weergave weergegeven. U kunt de titel naar de zijkanten of onderkant van de weergave verplaatsen. Wanneer u de titel van boven naar beneden verplaatst in de weergave, wordt deze echter een Titel-kaart en wordt deze weergegeven als elke andere kaart in de weergave.

Opmerking: als u een titel van de positie bovenin verplaatst en vervolgens verbergt, wordt de titel bij het opnieuw tonen weer bovenaan het werkblad op de standaardpositie weergegeven.

Titels in een werkblad weergeven of verbergen

  • Klik in het werkbalkmenu op Werkblad > Titel tonen.

  • Klik op de werkbalk op de vervolgkeuzepijl op de knop Kaarten tonen/verbergen en selecteer in het contextmenu de optie Titel.

    Schakel het vinkje in of uit om de titel weer te geven of te verbergen.

Titels op dashboards tonen en verbergen

U kunt titels voor dashboards inschakelen. De titel wordt weergegeven als onderdeel van het dashboard.

Als u titels op een dashboard wilt tonen of verbergen, selecteert u in het werkbalkmenu de opties DashboardTitel tonen.

Wanneer u werkbladen aan het dashboard toevoegt, wordt de titel van het werkblad automatisch weergegeven, zelfs als u de titel op het werkblad zelf hebt uitgeschakeld. Als u de titel voor het werkblad op het dashboard wilt uitschakelen, voert u de volgende stappen uit:

  1. Selecteer het werkblad op het dashboard om het te highlighten.
  2. Klik in de rechterbovenhoek van het gehighlighte werkblad op de vervolgkeuzepijl en selecteer in het contextmenu de optie Titel om het vinkje te verwijderen.

Titels in verhalen tonen en verbergen

Verhaaltitels worden standaard weergegeven. Als u verhaaltitels wilt in- of uitschakelen, selecteert u in het bovenste menu de opties VerhaalTitel tonen om het vinkje toe te voegen of te verwijderen.

Bijschriften

Alle weergaven kunnen een bijschrift hebben dat automatisch wordt gegenereerd of handmatig wordt gemaakt. Het bijschrift wordt weergegeven op de kaart Bijschrift.

Als u een bijschrift in een werkblad wilt weergeven, selecteert u het in het werkbalkmenu Kaarten tonen/verbergen of selecteert u Werkblad > Bijschrift tonen.

Het bijschrift wordt standaard automatisch gegenereerd.

Als u het bijschrift wilt bewerken, dubbelklikt u op het gebied Bijschrift in de weergave. In het dialoogvenster Bijschrift bewerken kunt u het lettertype, de grootte, de kleur, de uitlijning en de stijl wijzigen.

Klik op het menu Invoegen om automatische tekst, zoals paginanummer, bladnaam en veld- en parameterwaarden, toe te voegen.

Het bijschrift kan optioneel worden opgenomen bij het afdrukken, afdrukken naar PDF en publiceren naar Tableau Server. Wanneer u de weergave als een afbeelding exporteert naar een andere toepassing, bijvoorbeeld Microsoft PowerPoint, kunt u het bijschrift toevoegen.

Veldlabels

Wanneer u discrete velden in de containers Rijen en Kolommen plaatst, worden er kopteksten in de weergave gemaakt waarin de leden van het veld worden weergegeven. Als u bijvoorbeeld een veld met producten in de container Rijen plaatst, wordt elke productnaam weergegeven als een rijkop.

Naast het weergeven van deze koppen kunt u ook veldlabels weergeven. Dit zijn labels voor de koppen. In dit voorbeeld zijn de rijen gelabeld met Categorie om aan te geven dat de discrete categorienamen leden zijn van het veld Categorie.

Veldlabels zijn alleen van toepassing op discrete velden. Wanneer u continue velden aan de weergave toevoegt, maakt Tableau een as. De as wordt gelabeld met een koptekst.

Veldlabels worden standaard weergegeven.

Als u veldlabels wilt verbergen of tonen, selecteert u Analyse > Lay-out tabel > Veldlabels voor rijen tonen of Veldlabels voor kolommen tonen.

U kunt de lettertypen, uitlijning, arcering en scheidingstekens voor veldlabels opmaken.

Legenda's

Wanneer u velden toevoegt aan Kleur, Grootte en Vorm op de kaart Markeringen, wordt er een legenda weergegeven waarin wordt aangegeven hoe de weergave is gecodeerd met betrekking tot uw data.

Kleurlegenda

Groottelegenda

Vormlegenda

Legenda's helpen niet alleen bij het begrijpen van coderingen, maar u kunt ze ook gebruiken om specifieke datasets te sorteren, filteren en highlighten. Zie Highlights voor legenda's(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.

Meetwaarden en kleurlegenda's

Als u de velden Meetwaarden en Meetwaardenamen opneemt in uw weergaven, kunt u één gecombineerde kleurenlegenda of afzonderlijke kleurenlegenda's voor uw meetwaarden maken. Als u het veld Meetwaarden naar Kleur op de kaart Markeringen sleept, maakt Tableau standaard één kleurenlegenda die één kleurenpalet toepast op alle markeringen in de weergave. Als u bepaalde meetwaarden in de weergave wilt onderscheiden, kunt u afzonderlijke kleurenlegenda's voor de meetwaarden maken en aan elke legenda een uniek kleurenpalet toewijzen.

Zie Meetwaarden en namen van meetwaarden voor meer informatie over meetwaarden en namen van meetwaarden.

Het volgende voorbeeld laat zien hoe u afzonderlijke kleurenlegenda's maakt. In dit voorbeeld wordt de dataset Sample Superstore gebruikt.

  1. Maak verbinding met de Sample Superstore-dataset.

  2. Doe het volgende in het deelvenster Data:

    • Sleep Besteldatum naar de container Kolommen en Categorie en Subcategorie naar de container Rijen.

    • Sleep Namen van meetwaarden naar de container Kolommen en plaats deze rechts van Besteldatum.

    • Sleep Meetwaarden naar Kleur op de kaart Markeringen.

  3. Sleep meetwaarden van de kaart Meetwaarden af, zodat u alleen SUM(Verkoop) en SUM(Winst) overhoudt.

  4. Klik op de kaart Markeringen op Label en selecteer Markeringslabels tonen om de meetwaarden in de weergave weer te geven.

    Als u Meetwaarden naar Kleur op de kaart Markeringen sleept, maakt Tableau een legenda met één kleur en voegt deze toe aan de weergave. De weergave zou er ongeveer als volgt uit moeten zien.

  5. Als u voor elke meetwaarde in de weergave een aparte legenda wilt maken, klikt u op de vervolgkeuzepijl in het veld Meetwaarden op de kaart Markeringen en selecteert u in het contextmenu de optie Afzonderlijke legenda's gebruiken.

    Tableau Desktop-versieWebversie

    Tableau maakt voor elke meetwaarde in de weergave een afzonderlijke kleurenlegenda met behulp van het standaardkleurenpalet.

    Als u een ander kleurenpalet aan de kleurenlegenda wilt toewijzen, voert u een van de volgende handelingen uit:

    • Klik in Tableau Desktop op de vervolgkeuzepijl in de rechterbovenhoek van elke kleurenlegenda en selecteer Kleuren bewerken. Selecteer vervolgens een kleur in de Palet-vervolgkeuzelijst.

    • Klik in Tableau Server of Tableau Cloud op de vervolgkeuzepijl in de rechterbovenhoek van elke kleurenlegenda. Selecteer vervolgens een kleur in de Palet-vervolgkeuzelijst.

    Uw weergave zou er als volgt uit moeten zien:

  6. Als u de afzonderlijke legenda's weer wilt samenvoegen tot één legenda, klikt u op de vervolgkeuzepijl in het veld Meetwaarden op de kaart Markeringen en selecteert u in het contextmenu de optie Legenda's combineren.

    Tableau Desktop-versieWebversie

Bedankt voor uw feedback.De feedback is verzonden. Dank u wel.