De werkruimte voor het maken van kaarten in Tableau
De werkruimte voor het maken van kaarten in Tableau bestaat uit de volgende elementen.
Het deelvenster Data
In het deelvenster Data worden uw locatiedata georganiseerd in dimensies en meetwaarden. Normaal gesproken moeten uw locatievelden (bijvoorbeeld namen van landen, provincies en plaatsen) dimensies zijn en uw breedte- en lengtegraadvelden meetwaarden. Er zijn echter enkele scenario's waarbij de velden voor breedte- en lengtegraad dimensies kunnen zijn.
In het deelvenster Data betekent een wereldbolpictogram naast een locatieveld dat er een geografische rol aan dat veld is toegewezen. Zie Geografische rollen toewijzen(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.
A: Wereldbolpictogram: geeft aan dat een veld een geografisch veld is en automatisch door Tableau kan worden toegewezen.
B: Locatievelden: deze categorische velden, vaak locatienamen, vindt u onder Dimensies. Ze worden vaak door Tableau herkend.
C: Velden voor breedte- en lengtegraad gegenereerd: wanneer uw databron geografische velden bevat, genereert Tableau vaak de velden voor breedte- en lengtegraad. U kunt deze gebruiken om uw kaart te maken, of u kunt uw eigen velden voor breedte- en lengtegraad toevoegen.
De kaart Markeringen
Met de kaart Markeringen bepaalt u het detailniveau en visuele details van uw kaartweergave. Op de kaart Markeringen kunt u locaties naar Detail slepen om meer details toe te voegen, velden naar Kleur, Grootte of Label slepen om visuele details toe te voegen of het kaarttype wijzigen van een puntenkaart in een polygoonkaart.
A: Voeg locatievelden toe aan Detail om een kaart te maken en de weergave gedetailleerder te maken.
B: Selecteer het markeringstype Automatisch voor een puntenkaart en het markeringstype Kaart voor een polygoonkaart (gevuld).
C: Voeg velden toe aan Kleur, Grootte en Label om de visuele details van de markeringen (datapunten) in de weergave te wijzigen.
De Weergavewerkbalk
De weergavewerkbalk bevat veel hulpmiddelen die u nodig kunt hebben om uw kaartdata te verkennen.
A: Gebruik het pictogram Kaart zoeken om naar locaties op uw kaart te zoeken.
B: Gebruik de plus- en minpictogrammen om in en uit te zoomen op de kaart.
D: Gebruik het pictogram Zoomgebied om in te zoomen op een specifiek gebied op de kaart.
E: Gebruik het pictogram Pannen om de kaart te bewegen.
F: Gebruik de selectietools om datapunten binnen een rechthoek, cirkel of getekend gebied te selecteren. U kunt afstanden ook meten met de tool voor cirkelselectie. Zie Afstanden tussen datapunten en locaties op een kaart meten(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.
Het menu Kaart
Het menu Kaart bevat verschillende kaartspecifieke opties:
Selecteer Kaart > Achtergrondkaarten om een dienst voor kaarten (zoals Mapbox of een WMS-server) toe te voegen of om te schakelen tussen de achtergrondkaarten die beschikbaar zijn in uw werkmap. Zie Uw eigen achtergrondkaart importeren voor meer informatie.
Selecteer Kaart > Achtergrondafbeeldingen om een statische afbeelding in plaats van een achtergrondkaart aan uw weergave toe te voegen.
Selecteer Kaart > Geocodering om locaties die Tableau niet herkent, in uw werkmap te importeren. Zie Locaties die Tableau niet herkent geocoderen en deze op een kaart tekenen(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.
Selecteer Kaart > Locaties bewerken om uw locatiedata te bewerken zodat deze overeenkomen met de kaartdata van Tableau. Zie Onbekende of dubbelzinnige locaties bewerken(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.
Selecteer Kaart > Kaartlagen om de stijl van uw achtergrondkaart aan te passen, kaartlagen toe te voegen of te verwijderen, of Amerikaanse datalagen toe te voegen. Zie De vormgeving van uw kaarten aanpassen(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.
Selecteer Kaart > Kaartopties om de interactie te bepalen bij pannen en zoomen, het zoeken naar locaties of het gebruik van de weergavewerkbalk. Zie De interactie met de kaart aanpassen(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.
De containers Kolommen en Rijen
In de containers Kolommen en Rijen plaatst u de velden voor de breedte- en lengtegraad. Lengtegraad wordt in de container Kolommen geplaatst en Breedtegraad in de container Rijen, ongeacht of dit uw breedte- en lengtegraadvelden zijn of de gegenereerde velden die Tableau maakt.
De kaartvisualisatie
Dit is uw kaart. Wanneer u wijzigingen aanbrengt in uw kaart, wordt de visualisatie bijgewerkt. Deze visualisatie is dynamisch en interactief. Beweeg de cursor over de markeringen voor meer informatie over de locatie. U kunt de informatie die in de knopinfo wordt weergegeven, bewerken met de knop Knopinfo op de kaart Markeringen. Zie Knopinfo toevoegen aan markeringen(Link wordt in een nieuw venster geopend) en Weergaven maken in Knopinfo (Knopinfo-visualisatie)(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.
Naast de opties die beschikbaar zijn in de werkruimte voor het maken van kaarten, biedt Tableau nog veel meer opties voor het analyseren van uw data. U kunt aangepaste gebieden maken(Link wordt in een nieuw venster geopend), data uit uw weergave filteren(Link wordt in een nieuw venster geopend), parameters instellen(Link wordt in een nieuw venster geopend), sets maken(Link wordt in een nieuw venster geopend) en nog veel meer.
Zie ook
Aan de slag met kaarten maken in Tableau(Link wordt in een nieuw venster geopend)