Aanbevelingen voor gedistribueerde installatie

Wanneer u knooppunten toevoegt aan een installatie van Tableau Server, moet u beslissen hoeveel processen er op elke computer moeten worden uitgevoerd. Op deze pagina vindt u enkele algemene aanbevelingen die slechts als uitgangspunt zijn bedoeld.

Naast deze algemene aanbevelingen moet u ook:

  • Inzicht verkrijgen in hoe uw organisatie Tableau Server gebruikt en uw configuratie afstemmen op uw gebruikscases, bijvoorbeeld of u wilt optimaliseren voor gebruikersreacties of voor extractvernieuwingen.

  • Grondige prestatietests uitvoeren om de beste plaatsen te identificeren om de procesconfiguratie aan te passen.

Zie Prestaties verbeteren voor meer informatie over het afstemmen van een Tableau Server-installatie op de behoeften van uw organisatie.

Zie Gedistribueerde Tableau Server-installaties met een hoge beschikbaarheid voor meer informatie over de vereisten voor een gedistribueerde installatie en voor informatie over het configureren van extra knooppunten.

Aanbevelingen voor alle installaties

Hoewel de computers waaruit een Tableau Server-cluster bestaat niet over identieke hardware hoeven te beschikken, moeten ze allemaal wel aan dezelfde minimale systeemvereisten voldoen. Bij de aanbevelingen op deze pagina wordt ervan uitgegaan dat de computers waarop u Tableau Server installeert acht of meer cores hebben.

De volgende aanbevelingen zijn van toepassing op alle serverconfiguraties:

  • Voer Backgrounder-processen uit op een speciale computer als u van plan bent de extracten regelmatig te vernieuwen. Backgrounder-processen zijn over het algemeen het meest CPU-intensief en kunnen andere processen op dezelfde computer vertragen.

  • Als u van plan bent extracten regelmatig te vernieuwen of als u van plan bent grote extracten te vernieuwen, vergroot u het aantal processen voor Backgrounder-processen.

  • Voer VizQL-processen uit op een andere computer dan Backgrounder-processen. Als deze zich op dezelfde computer bevinden, betekent dit dat extractvernieuwingen gebruikersweergaven kunnen beïnvloeden.

  • Het exemplaar van de data-engine die is geïnstalleerd op het knooppunt waarop Bestandsarchief is geïnstalleerd, wordt gebruikt voor het opvragen van data voor weergaveverzoeken. Overweeg om het Bestandsarchief-proces te scheiden van de Backgrounder-processen om zo de invloed van Backgrounder-taken op gebruikersweergave te minimaliseren.

  • Optimaliseren met topologieconfiguraties:

    • Wanneer Bestandsarchief en de Beheercontroller op hetzelfde knooppunt worden geplaatst, kan dit de tijd verkorten die nodig is om een back-up te maken van Tableau Server, doordat de noodzaak om data over te dragen tussen knooppunten tijdens het back-upproces wordt verminderd of geëlimineerd. Dit geldt vooral als uw organisatie veel extracten gebruikt.
    • Het plaatsen van de opslagplaats (pgsql) op het Beheercontroller-knooppunt kan ook helpen de back-uptijd te verkorten, maar de tijdsbesparing is minder groot dan bij het Bestandsarchief.

    De Beheercontroller bevindt zich doorgaans op het eerste knooppunt, tenzij er een uitval van het eerste knooppunt heeft plaatsgevonden en u de controller naar een ander knooppunt hebt verplaatst.

Opmerking: in een gedistribueerde opstelling met drie of meer knooppunten kunt u maximaal twee opslagplaatsen hebben (actief en passief). U kunt Tableau Server ook uitvoeren met één opslagplaats, maar als u dit doet, is er geen failover beschikbaar voor de opslagplaats. Zie Tableau Server-opslagplaats voor meer informatie.