Berekeningen opmaken in Tableau

In dit artikel wordt beschreven hoe u berekeningen in Tableau kunt opstellen en opmaken. Hierin worden de basiscomponenten van berekeningen opgesomd en wordt de juiste syntaxis voor elke component uitgelegd.

Bouwstenen voor berekeningen

De berekeningen in Tableau bestaan uit vier basiscomponenten:

  • Functies: Instructies die worden gebruikt om de waarden of elementen in een veld te transformeren.
    • Functies vereisen argumenten, of specifieke stukjes informatie. Afhankelijk van de functie kunnen argumenten velden, letterlijke waarden, parameters of geneste functies zijn.
  • Velden: Dimensies of meetwaarden uit uw databron.
  • Operators: Symbolen die een bewerking aanduiden.
  • Letterlijke expressies: Constante waarden die hard gecodeerd zijn, zoals 'High' of 1500.

Niet alle berekeningen hoeven alle vier de componenten te bevatten. Bovendien kunnen berekeningen het volgende bevatten:

  • Parameters: Variabelen die als tijdelijke aanduiding in berekeningen kunnen worden ingevoegd als vervanging van constante waarden. Zie Parameters maken voor meer informatie over parameters.
  • Opmerkingen: Notities over een berekening of onderdelen daarvan. De opmerkingen worden niet in de berekening opgenomen.

Zie de volgende secties voor meer informatie over het gebruik en de opmaak van elk van deze componenten in een berekening.

Uitleg van een voorbeeldberekening

Bekijk de volgende berekening, waarbij 14 dagen aan een datum worden toegevoegd ([Eerste bezoek]). Een dergelijke berekening is handig als u automatisch de datum wilt krijgen voor een vervolgonderzoek twee weken later.

DATEADD('day', 14, [Initial Visit)

De componenten van deze berekening kunnen als volgt worden onderverdeeld:

  • Functie: DATEADD, waarvoor drie argumenten nodig zijn.
    • deel_van_datum ('day')
    • interval (14)
    • datum ([Eerste bezoek]).
  • Veld: [Eerste bezoek]
  • Operators: n.v.t.
  • Letterlijke expressies:
    • Letterlijke tekenreeks: 'day'
    • Numerieke letterlijke waarde: 14

In dit voorbeeld kan de hard gecodeerde constante 14 worden vervangen door een parameter. Zo kan de gebruiker aangeven na hoeveel dagen de vervolgafspraak moet plaatsvinden.

DATEADD('day', [How many days out?], [Initial Visit)

In één oogopslag: berekeningssyntaxis

ComponentenSyntaxisVoorbeeld

Functies

Zie Tableau-functies (alfabetische lijst)(Link wordt in een nieuw venster geopend) of Tableau-functies (op categorie) voor voorbeelden van hoe u alle functies in Tableau kunt opmaken.

SUM(expression)

Velden

Een veld in een berekening wordt vaak omgeven door haakjes [ ].

Zie Veldsyntaxis voor meer informatie.

[Category]

Operators

+, -, *, /, %, ==, =, >, <, >=, <=, !=, <>, ^, AND, OR, NOT, ( ).

Zie Syntaxis van operators voor informatie over de typen operators die u kunt gebruiken in Tableau-berekeningen en de volgorde waarin ze in een formule worden uitgevoerd.

[Price]*(1-[discount])

Letterlijke expressies

Numerieke letterlijke waarden worden geschreven als getallen.

Letterlijke waarden voor een tekenreeks worden tussen aanhalingstekens geschreven.

Letterlijke datumwaarden worden geschreven met het #-symbool.

Booleaanse letterlijke waarden worden geschreven als true of false.

Letterlijke null-waarden worden geschreven als null.

Zie Syntaxis van letterlijke expressies voor meer informatie.

1.3567

"Unprofitable"

#August 22, 2005#

true

Null

Parameters

Een parameter in een berekening wordt omgeven door haakjes [ ], net als een veld. Zie Parameters maken voor meer informatie.

[Bin Size]

Opmerkingen

Als u een opmerking wilt invoeren in een berekening, typt u twee schuine strepen //. Zie Opmerkingen toevoegen aan een berekening voor meer informatie.

U kunt opmerkingen van meerdere regels toevoegen door /* te typen aan het begin van de opmerking en */ aan het einde ervan.

SUM([Sales]) / SUM([Profit])

/*John's calculation

To be used for profit ratio

Do not edit*/

Berekeningssyntaxis in detail

Zie de volgende secties voor meer informatie over de verschillende componenten van Tableau-berekeningen en hoe u deze kunt opmaken voor gebruik in Tableau.

Functiesyntaxis

Functies zijn de belangrijkste componenten van een berekening en kunnen voor verschillende doeleinden worden gebruikt.

Elke functie in Tableau vereist een specifieke syntaxis. De volgende berekening maakt bijvoorbeeld gebruik van twee functies, LEN en LEFT, en van verschillende logische operators (IF, THEN, ELSE, END en >).

IF LEN([Name])> 5 THEN LEFT([Name],5) ELSE [Name] END

  • LEN neemt één enkel argument, zoals LEN([Name]) waarmee het aantal tekens (dat wil zeggen de lengte) voor elke waarde in het veld Name wordt geretourneerd.
  • LEFT neemt twee argumenten, een veld en een getal, zoals LEFT([Name], 5) waarmee de eerste vijf tekens van elke waarde in het veld Naam worden geretourneerd, te beginnen vanaf links.
  • De logische operators IF, THEN, ELSE en END werken samen om een logische test te creëren.

Met deze berekening wordt de lengte van een naam geëvalueerd. Als de naam meer dan vijf tekens bevat, worden alleen de eerste vijf tekens geretourneerd. Zo niet, dan wordt de volledige naam geretourneerd.

In de berekeningseditor zijn functies blauw gekleurd.

Het referentievenster van de berekeningseditor gebruiken

U kunt op elk gewenst moment opzoeken hoe u een bepaalde functie kunt gebruiken en opmaken. De lijst met functies openen in Tableau:

  1. Selecteer Analyse > Berekend veld maken.
  2. Klik in de berekeningseditor op het pictogram voor uitbreiden (driehoekje) aan de rechterkant van de editor.

    Er verschijnt een lijst met functies waar u doorheen kunt bladeren. Wanneer u een functie uit de lijst selecteert, wordt het gedeelte uiterst rechts bijgewerkt met informatie over de vereiste syntaxis voor die functie (1), de beschrijving ervan (2) en een of meer voorbeelden (3).

Meerdere functies gebruiken in een berekening

U kunt meer dan één functie in een berekening gebruiken. Bijvoorbeeld:

ZN(SUM([Order Quantity])) - WINDOW_AVG(SUM([Order Quantity]))

De berekening bevat drie functies: ZN, SUM en WINDOW_AVG. De functies ZN en WINDOW_AVG worden gescheiden door de operator minus (-).

Een functie kan ook deel uitmaken van een andere functie (of genest zijn), zoals bij het gedeelte ZN(SUM([Order Quantity])) van het bovenstaande voorbeeld. In dit geval wordt de som (SUM) van de bestelhoeveelheid vóór de functie ZN berekend, omdat deze tussen haakjes staat. Zie Haakjes voor meer informatie over waarom dit zo is.

Veldsyntaxis

U kunt ook velden in uw berekeningen invoegen. Vaak geeft de syntaxis van een functie aan waar een veld in de berekening moet worden ingevoegd. Bijvoorbeeld: SUM(expression).

Veldnamen moeten in een berekening tussen haakjes [ ] worden geplaatst als de veldnaam een spatie bevat of niet uniek is. Bijvoorbeeld [Verkoopcategorieën].

Het type functie dat u gebruikt, bepaalt het type veld dat u gebruikt. Met de functie SUM kunt u bijvoorbeeld een numeriek veld invoegen, maar geen datumveld. Zie Datatypen in berekeningen begrijpen meer informatie.

Welke velden u in uw berekeningen opneemt, hangt ook af van het doel van de berekening. Als u bijvoorbeeld de winstverhouding wilt berekenen, worden in uw berekening de velden Verkoop en Winst uit uw databron gebruikt:

SUM([Sales])/SUM([Profit])

Om een veld aan een berekening toe te voegen, voert u een van de volgende handelingen uit:

  • Sleep het veld vanuit het deelvenster Data of vanuit de weergave naar de berekeningseditor.
  • Typ de veldnaam in de berekeningseditor. Opmerking: De berekeningseditor probeert veldnamen automatisch aan te vullen.

Velden zijn oranje gekleurd in Tableau-berekeningen.

Syntaxis van operators

Om berekeningen te kunnen maken, moet u de operators begrijpen die door Tableau worden ondersteund. In dit gedeelte worden de beschikbare basisoperators besproken, en de volgorde (prioriteit) waarin ze worden uitgevoerd.

Operators zijn zwart gekleurd in Tableau-berekeningen.

De operator + (plus)

De operator + betekent optellen wanneer deze wordt toegepast op getallen, en samenvoegen wanneer deze wordt toegepast op tekenreeksen. Als deze operator wordt toegepast op een datum, kan een aantal dagen aan een datum worden toegevoegd.

Bijvoorbeeld:

  • 7 + 3
  • Profit + Sales
  • 'abc' + 'def' = 'abcdef'
  • #April 15, 2024# + 15 = #April 30, 2024#

De operator – (minus)

De operator - betekent dat getallen van elkaar worden afgetrokken. Bij een expressie geeft deze operator een ontkenning aan. Wanneer de operator wordt toegepast op datums, kan hiermee een aantal dagen van een datum worden afgetrokken. Daarom kunt u met deze operator ook het verschil in dagen tussen twee datums te berekenen.

Bijvoorbeeld:

  • 7 - 3
  • Profit - Sales
  • -(7+3) = -10
  • #April 16, 2024# - 15 = #April 1, 2024#
  • #April 15, 2024# - #April 8, 2024# = 7

De operator * (vermenigvuldigen)

De operator * staat voor een numerieke vermenigvuldiging.

Bijvoorbeeld: 5 * 4 = 20

De operator / (delen)

De operator / staat voor een numerieke deling.

Bijvoorbeeld: 20 / 4 = 5

De operator % (modulo)

De operator % retourneert de restwaarde van een deling. Modulo werkt alleen op gehele getallen.

Bijvoorbeeld: 9 % 2 = 1. (Omdat 2 vier keer in 9 past, met een restwaarde van 1.)

==, =, >, <, >=, <=, !=, <> (vergelijkingen)

Dit zijn de basisoperators die voor vergelijkingen in expressies kunnen worden gebruikt. De betekenissen zijn als volgt:

  • == of = (gelijk aan)
  • > (groter dan)
  • < (kleiner dan)
  • >= (groter dan of gelijk aan)
  • <= (kleiner dan of gelijk aan)
  • != of <> (niet gelijk aan)

Elke operator vergelijkt twee getallen, datums of tekenreeksen en retourneert TRUE, FALSE of NULL.

^ (machtsverheffen)

Dit symbool is equivalent aan de functie POWER. Hiermee wordt de opgegeven macht toegepast op een getal.

Bijvoorbeeld: 6^3 = 216

AND

Dit is een logische operator. Aan weerszijden van deze operator moet een expressie of een Booleaanse waarde staan.

Bijvoorbeeld: IIF(Profit =100 AND Sales =1000, "High", "Low")

Zie AND in Logische functies voor meer informatie.

OR

Dit is een logische operator. Aan weerszijden van deze operator moet een expressie of een Booleaanse waarde staan.

Bijvoorbeeld: IIF(Profit =100 OR Sales =1000, "High", "Low")

Zie OR in Logische functies voor meer informatie.

NOT

Dit is een logische operator. Deze operator kan worden gebruikt om een andere Booleaanse waarde of een expressie te ontkennen. Bijvoorbeeld,

IIF(NOT(Sales = Profit),"Not Equal","Equal")

Andere operators

CASE, ELSE, ELSEIF, IF, THEN, WHEN en END zijn ook operators die worden gebruikt voor Logische functies.

Voorrang van operators

Alle operators in een berekening worden in een specifieke volgorde geëvalueerd. Bijvoorbeeld, 2*1+2 is gelijk aan 4 en niet gelijk aan 6, omdat de vermenigvuldiging vóór de optelling wordt uitgevoerd (de operator * wordt altijd vóór de operator + geëvalueerd).

Als twee operators dezelfde prioriteit hebben (zoals optellen en aftrekken (+ of -), worden ze in de berekening van links naar rechts geëvalueerd.

U kunt haakjes gebruiken om de volgorde van prioriteit te wijzigen. Zie het gedeelte Haakjes voor meer informatie.

VoorrangOperator
1– (negatief maken)
2^ (machtsverheffen)
3*, /, %
4+, –
5==, =, >, <, >=, <=, !=, <>
6NOT
7AND
8OR

Haakjes

Haakjes kunnen indien nodig worden gebruikt om een bepaalde volgorde af te dwingen. Operators die tussen haakjes staan, worden geëvalueerd voordat de operators buiten haakjes worden geëvalueerd. De bewerking start bij de binnenste haakjes en werkt dan naar buiten toe.

Bijvoorbeeld: (1 (2*2 1)*(3*6/3) ) = 31 omdat de operators binnen de binnenste haakjes eerst worden uitgevoerd. De berekening wordt in de onderstaande volgorde uitgevoerd:

  1. (2*2+1) = 5
  2. (3*6/3) = 6
  3. (1+ 5*6) = 31

Syntaxis van letterlijke expressies

In dit gedeelte wordt de juiste syntaxis voor het gebruik van letterlijke expressies in Tableau-berekeningen beschreven. Een letterlijke expressie geeft een constante waarde aan die wordt weergegeven zoals deze is. Wanneer u functies gebruikt, wilt u soms letterlijke expressies gebruiken om getallen, tekenreeksen, datums en meer weer te geven.

Zo kunt u een functie hebben waarbij uw invoer een datum is. In plaats van '1 mei 2005' te typen (wat als een tekenreeks zou worden geïnterpreteerd), typt u #1 mei 2005#. Dit is gelijkwaardig aan het gebruik van een datumfunctie om het argument van een tekenreeks naar een datum te converteren (zie Datumfuncties).

In Tableau-berekeningen kunt u numerieke waarden, tekenreeksen, datums, Booleaanse waarden en null-waarden gebruiken als letterlijke expressies. Hieronder worden de verschillende typen beschreven en hoe u ze kunt opmaken.

Letterlijke expressies worden zwart en grijs weergegeven in Tableau-berekeningen.

Numerieke letterlijke waarden

Een numerieke letterlijke waarde wordt geschreven als een getal. Als u bijvoorbeeld het getal één wilt invoeren als een numerieke letterlijke waarde, dan typt u 1. Als u het getal 0,25 als een numerieke letterlijke waarde wilt invoeren, typt u 0.25.

Letterlijke tekenreeksen

Een letterlijke tekenreeks kan worden geschreven met 'enkele aanhalingstekens' of "dubbele aanhalingstekens".

Als de tekenreeks zelf al enkele of dubbele aanhalingstekens bevat, gebruikt u de andere optie voor de buitenste letterlijke tekenreeks.

Als u bijvoorbeeld de tekenreeks "cat" wilt invoeren als een letterlijke tekenreeks, typt u '"cat"'. En bij 'cat' typt u "'cat'". Als u de tekenreeks She's my friend wilt typen als een letterlijke tekenreeks, gebruikt u dubbele aanhalingstekens voor de letterlijke waarden, zoals in "She's my friend."

Letterlijke datumwaarden

Datums worden aangegeven met het hash-symbool (#). Als u de datum '22 augustus 2005' als een letterlijke datumwaarde wilt invoeren, moet u de ISO-indeling gebruiken, #2005-08-22#.

Booleaanse letterlijke waarden

Booleaanse letterlijke waarden worden geschreven als true of false. Om 'true' als een Booleaanse letterlijke waarde in te voeren, voert u true in.

Letterlijke null-waarden

Letterlijke null-waarden worden geschreven als Null. Om "Null" als een letterlijke Null-waarde in te voeren, voert u Null in.

Parameters toevoegen aan een berekening

Parameters zijn tijdelijke variabelen die in berekeningen kunnen worden ingevoegd als vervanging van constante waarden. Wanneer u een parameter in een berekening gebruikt, kunt u een besturingselement voor de parameter beschikbaar maken in de weergave of het dashboard, zodat gebruikers de waarde dynamisch kunnen wijzigen.

Zie Parameter gebruiken voor meer informatie.

Parameters zijn paars gekleurd in Tableau-berekeningen.

Opmerkingen toevoegen aan een berekening

U kunt opmerkingen aan een berekening toevoegen om aantekeningen te maken over de berekening of de onderdelen ervan. Opmerkingen worden niet meegenomen in de berekening.

Als u een opmerking wilt toevoegen aan een berekening, typt u twee schuine strepen //.

Bijvoorbeeld:

SUM([Sales])/SUM([Profit]) //My calculation

In dit voorbeeld is //My calculation een opmerking.

Een opmerking begint bij de twee schuine strepen (//) en loopt door tot het einde van de regel. Om verder te kunnen gaan met uw berekening, moet u een nieuwe regel beginnen.

Een opmerking van meerdere regels kan worden geschreven door de opmerking te beginnen met een schuine streep, gevolgd door een asterisk (/*), en te sluiten met een asterisk gevolgd door een schuine streep (*/). Bijvoorbeeld:

SUM([Sales])/SUM([Profit])
/* This calculation is
used for profit ratio.
Do not edit */

Opmerkingen zijn grijs gekleurd in Tableau-berekeningen.

Datatypen in berekeningen begrijpen

Als u berekende velden maakt, moet u weten hoe u de verschillende velden kunt gebruiken en combineren datatypen(Link wordt in een nieuw venster geopend) in berekeningen. Veel functies die beschikbaar zijn wanneer u een berekening definieert, werken alleen wanneer ze op specifieke datatypen worden toegepast.

De functie DATEPART() kan bijvoorbeeld alleen een datatype datum/datumtijd als argument accepteren. U kunt DATEPART('year',#2024-04-15#) invoeren en een geldig resultaat verwachten: 2024. U kunt niet DATEPART('year',"Tom Sawyer") invoeren en een geldig resultaat verwachten. Dit voorbeeld retourneert feitelijk een fout omdat 'Tom Sawyer' een tekenreeks is, geen datum/datumtijd.

Opmerking: Hoewel Tableau probeert alle berekeningen volledig te valideren, kunnen sommige fouten met betrekking tot datatypen pas worden gevonden als de query op de database wordt uitgevoerd. Deze problemen verschijnen als foutdialoogvensters op het moment van de query en niet in het berekeningsdialoogvenster.

Hieronder worden de door Tableau ondersteunde datatypen beschreven. Raadpleeg Typeconversie om te leren hoe u het ene datatype kunt converteren naar het andere datatype.

Tekenreeks

Een reeks van nul of meer tekens. Zo zijn 'Wisconsin', 'ID-44400' en 'Tom Sawyer' allemaal tekenreeksen. Tekenreeksen worden herkend aan de enkele of dubbele aanhalingstekens. Het aanhalingsteken zelf kan in een tekenreeks worden opgenomen door het te herhalen. Bijvoorbeeld, 'O''Hanrahan'.

Datum/Datumtijd

Een datum of een datumtijd. Bijvoorbeeld 'January 23, 1972' of 'January 23, 1972 12:32:00 AM'. Als u wilt dat een datum die met de hand wordt geschreven, wordt geïnterpreteerd als een datum/datumtijd, plaatst u het #-teken aan beide zijden ervan. Zo wordt 'January 23, 1972' behandeld als een tekenreeks, maar #January 23, 1972# als een datum/datumtijd.

Getal

Numerieke waarden in Tableau zijn ofwel gehele getallen of drijvendekommagetallen.

Bij drijvendekommagetallen zijn de resultaten van sommige aggregaties niet altijd precies zoals verwacht. Zo kan de functie SUM bijvoorbeeld een waarde als -1,42e-14 retourneren voor een veld met getallen waarvan u weet dat de som precies 0 moet zijn. Dit gebeurt omdat getallen volgens de norm 754 voor drijvendekommagetallen van het Institute of Electrical and Electronics Engineers (IEEE) in binaire notatie moeten worden opgeslagen, wat betekent dat getallen soms met extreem fijne precisie worden afgerond. U kunt deze mogelijke afleiding voorkomen door het getal zo op te maken dat er minder decimalen worden weergegeven. Zie ROUND in Getalfuncties beschikbaar in Tableau voor meer informatie.

Bewerkingen die drijvendekommawaarden testen op gelijkheid, kunnen om dezelfde reden onvoorspelbaar gedrag vertonen. Dergelijke vergelijkingen komen voor wanneer u expressies voor het detailniveau gebruikt als dimensies, bij categorische filtering, bij het maken van ad-hocgroepen of IN/OUT-sets en bij het toepassen van datacombinaties.

Opmerking: Het grootste 'signed integer'-getal van 64-bits is 9.223.372.036.854.775.807. Als u verbinding maakt met een nieuwe databron, kan elke kolom waarbij het datatype is ingesteld op Getal (geheel) omgaan met waarden tot deze limiet. Bij grotere waarden wordt 'Null' weergegeven in Tableau, omdat Getal (geheel) geen drijvendekommagetallen toepast. Wanneer het datatype is ingesteld op Getal (decimaal) zijn grotere waarden mogelijk.

Booleaanse waarde

Een veld dat de waarden TRUE of FALSE bevat. Er is sprake van een onbekende waarde wanneer de uitkomst van een vergelijking onbekend is. Zo levert de expressie 7 > Null een onbekend resultaat op. Onbekende Booleaanse getallen worden automatisch omgezet naar Null.

Zie ook

De basisprincipes van berekeningen in Tableau

Een eenvoudig berekend veld maken

Aan de slag met berekeningen in Tableau

Bedankt voor uw feedback.De feedback is verzonden. Dank u wel.