Parameters in flows maken en gebruiken
Ondersteund in Tableau Prep Builder-versie 2021.4.1 en hoger, en op het web in Tableau Cloud en Tableau Server-versie 2021.4.0 en hoger
Opmerking: De inhoud van dit onderwerp is van toepassing op ontwerpflows in Tableau Prep Builder en op het web, tenzij specifiek anders vermeld. Zie Tableau Prep op het web in de Help van Tableau Server(Link wordt in een nieuw venster geopend) en Tableau Cloud(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie over ontwerpflows op het web.
Als u vaak flows hergebruikt met behulp van verschillende data met hetzelfde schema, kunt u gebruikersparameters maken en toepassen op uw flows om eenvoudig te kunnen schakelen tussen scenario's. Een parameter is een algemene tijdelijke aanduiding, zoals een getal, tekstwaarde of Booleaanse waarde, die een constante waarde in een flow kan vervangen.
In plaats van meerdere flows te bouwen en te onderhouden, kunt u nu één flow bouwen en parameters gebruiken om de flow uit te voeren met uw verschillende datasets. Zo kunt u bijvoorbeeld een parameter maken voor verschillende verkoopregio's en vervolgens een waarde van de parameter toepassen op het invoerbestandspad om de flow uit te voeren met alleen de data van die regio.
Vanaf Tableau Prep Builder en Tableau Cloud versie 2023.2 kunt u ook systeemparameters toevoegen aan de uitvoernaam van het bestand of de gepubliceerde databron. Zo wordt er automatisch een tijdstempel toegevoegd telkens wanneer u de flow uitvoert.
Waar kan ik parameters toepassen?
U kunt gebruikersparameters toepassen op bestandsnamen, paden, tabelnamen, filterexpressies en berekende velden, afhankelijk van het type stap dat wordt uitgevoerd. Vanaf versie 2022.1.1 kunt u zelfs overschrijvingswaarden voor parameters opnemen wanneer u flows uitvoert met de REST API. Zie Flowmethoden(Link wordt in een nieuw venster geopend) in de Tableau REST API Help voor meer informatie.
U kunt systeemparameters (versie 2023.2 en later) toepassen op de uitvoernamen voor bestanden en de uitvoertypen van gepubliceerde databronnen.
In de volgende tabel staan de locaties waar u parameters voor elk staptype kunt toepassen.
Staptype | Locatie van de parameters |
---|---|
Invoeren | Gebruikersparameters:
|
Uitvoer | Gebruikers- of systeemparameters:
|
Opschonen, nieuwe rijen, draaien, join, verenigen | Gebruikersparameters:
|
Aggregeren | Gebruikersparameters:
|
Script | Gebruikersparameters:
|
Voorspelling | Gebruikersparameters:
|
Gebruikersparameters maken
Gebruikersparameters zijn specifiek voor de flow waarin ze worden gebruikt. Maak parameters aan in het bovenste menu en definieer vervolgens de waarden die hierop van toepassing zijn. U kunt ook parameters definiëren die alle waarden accepteren. Dit betekent dat elke flowgebruiker elke gewenste waarde kan invoeren bij het uitvoeren van de flow.
U kunt flowparameterwaarden verplicht of optioneel maken. Tijdens het uitvoeren van de flow wordt aan de gebruiker gevraagd om parameterwaarden in te voeren. Vereiste parameterwaarden moeten altijd eerst worden ingevoerd voordat de gebruiker de flow kan uitvoeren. Optionele parameterwaarden kunnen naar wens worden ingevoerd, of u kunt de huidige (standaard)waarde accepteren. De parameterwaarden worden vervolgens overal waar de parameter wordt gebruikt, op de uitgevoerde flow toegepast.
Opmerking: Om flows met parameters voor Tableau Server of Tableau Cloud, uit te voeren of te plannen, moet uw beheerder de instelling Flowparameter op uw server inschakelen. Zie Flows op het web maken en hiermee werken in de Help-functie voor Tableau Server(Link wordt in een nieuw venster geopend) of Tableau Cloud(Link wordt in een nieuw venster geopend) voor meer informatie.
Klik in het bovenste menu op he pictogram Parameter en klik vervolgens op Parameter maken.
In het dialoogvenster Parameter maken voert u een naam in en een beschrijving. Dit laatste is optioneel. De naam van de parameter moet uniek zijn. Dit is de waarde die in de gebruikersinterface wordt weergegeven wanneer u een parameter toevoegt.
Als u een beschrijving opneemt, kunnen gebruikers deze informatie (vanaf versie 2022.1.1) weergeven door de muis op de parameterlijst te plaatsen en overal waar parameters worden gebruikt.
Selecteer een van de volgende datatypen. Parameterwaarden moeten overeenkomen met het datatype dat u selecteert.
- Getal (geheel of decimaal)
- Tekenreeks
- Booleaanse waarde
Geef de Toegestane waarden op. Dit zijn de waarden die gebruikers in de parameter kunnen invoeren.
Alle: Met deze optie kunnen gebruikers elke waarde voor de parameter invoeren, zelfs tijdens het uitvoeren van de flow.
Opmerking: Als u deze optie toepast voor parameters die kunnen worden gebruikt in invoer- en uitvoerstappen, kan dat een beveiligingsrisico vormen. Als u bijvoorbeeld aangepaste SQL-query's hebt waarbij elke waarde kan worden ingevoerd, dan zijn uw data-assets blootgesteld aan SQL-injectieaanvallen.
- Lijst: Voer een lijst met waarden in waaruit gebruikers kunnen kiezen bij het toepassen van de parameter. Als u meerdere waarden wilt invoeren, drukt u na elke invoer op Enter.
- (Optioneel) Selecteer Selectie tijdens uitvoeren vereisen (Vragen om waarde tijdens uitvoeren in eerdere releases). Hierdoor wordt de parameter vereist. De gebruiker moet nu een waarde invoeren bij het uitvoeren of plannen van de flow.
Voor een waarde in bij Huidige waarde. Dit is een verplichte waarde die als standaardwaarde fungeert voor de parameter.
- Alles: Voer een waarde in.
- Lijst: Tableau gebruikt de eerste waarde in uw lijst. U kunt dit wijzigen via de vervolgkeuzelijst.
- Booleaanse waarde: Selecteer True of False.
- Klik op OK om de parameter op te slaan.
De standaardwaarde van de gebruikersparameter wijzigen
Wanneer u een gebruikersparameter maakt, moet u een huidige (standaard)waarde opgeven. Als een parameter in een flow is opgenomen, wordt deze waarde gebruikt om:
- Aangepaste SQL-query's uit te voeren die zijn gedefinieerd in een invoerstap.
- Optionele parameters in te vullen die niet tijdens de uitvoering zijn opgegeven.
- De parameter als een statische waarde in opgeslagen stappen te vervangen (versie 2022.1.1 en later).
- De parameter als een statische waarde in bestandspaden te vervangen bij het publiceren van flows met verpakte datasets.
U kunt de waarde op elk moment wijzigen. U kunt de parameter bewerken via het bovenste menu, of met behulp van de knop Instellen op de parameterlijst. Vanuit de flow kunt u de knop Instellen overal gebruiken waar de parameter wordt toegepast. Wanneer u dit doet, wordt de huidige (standaard)waarde van de parameter opnieuw ingesteld. Dit gebeurt overal waar de parameter wordt gebruikt, zelfs in aangepaste SQL-query's.
Gebruikersparameters bewerken
- Klik in het bovenste menu op het pictogram Parameter.
- Klik op Parameter bewerken.
Breng eventuele wijzigingen aan in het dialoogvenster Parameter bewerken en klik vervolgens op OK.
Standaardwaarden van gebruikersparameters opnieuw instellen
Als u de standaardwaarde van een parameter snel opnieuw wilt instellen, gebruikt u de knop Instellen. De knop toont een telling van het aantal plaatsen in de flow waar de parameter wordt gebruikt.
Als u de stappen in de flow wilt highlighten waarin de parameter wordt gebruikt, klikt u op Bekijk in flow in het dialoogvenster Parameter. Als de parameter maar op één plek wordt gebruikt, wordt u direct naar die stap geleid terwijl het deelvenster Profiel geopend is.
- Voer een van de volgende handelingen uit:
Klik in het bovenste menu op het pictogram Parameter. Met deze optie kunt u parameterwaarden opnieuw instellen die overal in de flow worden gebruikt, of wanneer ze worden gebruikt in filters en berekende velden.
Klik op de parameter op de locatie waar deze in de flow wordt toegepast. Deze optie is geschikt voor parameters die worden gebruikt in bestandsnamen, bestandspaden, tabelnamen, aangepaste SQL en SQL-scripts voor toepassing vooraf en achteraf.
- Selecteer of voer de parameterwaarde in.
Klik Instellen om de wijziging toe te passen.
Parameters toepassen op uw flow
Nadat u gebruikersparameters hebt gemaakt, kunt u deze op verschillende plaatsen in uw flow toepassen, afhankelijk van het type stap. Wanneer de flow wordt uitgevoerd, worden de parameterwaarden toegepast om de uitvoer voor het specifieke datascenario te produceren.
Systeemparameters (versie 2023.2 en later) worden automatisch gegenereerd wanneer u de flow uitvoert. Deze kunt u eenvoudig toepassen op de naam van uw uitvoerstap. Elke keer dat de flow wordt uitgevoerd, wordt de parameter dynamisch bijgewerkt met de startdatum of -tijd van de flowuitvoering.
Parameters toepassen op invoerstappen
Bij een invoerstap kunt u gebruikersparameters gebruiken om een bestandsnaam, delen van het bestandspad, de naam van een databasetabel of aangepaste SQL te vervangen.
Bestandsnaam of bestandspad
Deze optie is niet beschikbaar wanneer u flows op het web bewerkt of schrijft.
U kunt gebruikersparameters in uw bestandspad opnemen, met enkele uitzonderingen. Vanaf versie 2022.1.1 kunt u ook een voorbeeld van de parameterwaarden bekijken.
Uitzonderingen
- Vanaf versie 2022.1.1 kunt u flows plannen en uitvoeren op het web die parameters in het pad naar het invoerbestand bevatten. Als u een eerdere versie gebruikt, voert u flows uit in Tableau Prep Builder of vanaf de opdrachtregel.
Als u parameters in het bestandspad wilt opnemen bij het publiceren van flows naar het web, is een directe bestandsverbinding vereist. Anders wordt de parameter omgezet naar een statische waarde met behulp van de optie Huidige waarde.
Opmerking: Voor directe bestandsverbindingen moeten de bestandslocaties op de veilige lijst van uw organisatie staan. Zie Acceptatielijst invoer- en uitvoerlocaties(Link wordt in een nieuw venster geopend) in de Help van Tableau Server voor meer informatie.
Een gebruikersparameter toepassen op een bestandsnaam of pad
- Ga naar het tabblad Instellingen en plaats de cursor op de locatie in het bestandspad waar u de parameter wilt toevoegen.
Klik op het pictogram van de parameter en selecteer uw parameter.
Bekijk een voorbeeld van de parameterwaarde. De huidige (standaard)waarde wordt in het voorbeeld weergegeven. Wanneer u de flow uitvoert, wordt u gevraagd om de parameterwaarde te selecteren of in te voeren.
Databasetabel
Wanneer u gebruikersparameters in tabelnamen gebruikt, moet de volledige tabelnaam fungeren als parameter. Het gebruik van parameters voor delen van een tabelnaam wordt momenteel niet ondersteund.
Opmerking: Het gebruik van een parameter voor een tabelnaam in een Google BigQuery-invoerverbinding wordt nog niet ondersteund.
- Ga naar het tabblad Instellingen en klik in het Tabel op het vervolgkeuzemenu.
Selecteer Parameter gebruiken en selecteer vervolgens de parameter uit de lijst.
Aangepaste SQL
- Klik in het deelvenster Verbindingen op Aangepaste SQL.
Op het tabblad Aangepaste SQL typt of plakt u de query in het tekstvak.
Klik op het pictogram van de parameter en selecteer uw parameter.
Klik Uitvoeren om uw query uit te voeren. U wordt pas gevraagd een parameterwaarde in te voeren wanneer u de flow uitvoert. In eerste instantie wordt de query namelijk uitgevoerd met behulp van de parameter Huidige waarde.
Opmerking: Als de parameter elders in de flow wordt gebruikt en de optie Huidige waarde opnieuw wordt ingesteld, kan die wijziging gevolgen hebben voor uw zoekopdracht.
Gebruikersparameters toepassen op uitvoerstappen
Bij een uitvoerstap kunt u gebruikersparameters op de volgende plaatsen toepassen:
- Bestandsnaam
- Secties van uw bestandspad
- Gepubliceerde naam van databron
- Tabelnaam van database
- Naam van Microsoft Excel-werkblad (versie 2022.1.1 en later)
- Aangepaste SQL-scripts die worden uitgevoerd vóór of na het schrijven van uitvoerdata van de flow naar een database (versie 2022.1.1 en later)
Bestandsnaam of bestandspad
Deze uitvoeroptie is niet beschikbaar bij het maken of bewerken van flows op het web
- In het deelvenster Uitvoer selecteert u Bestand in de vervolgkeuzelijst Uitvoergegevens opslaan in.
In het veld Naam of Locatie klikt u op het pictogram van de parameter en selecteert u de gewenste parameter.
Plaats de cursor op de locatie in het bestandspad waar u de parameter wilt toevoegen.
Wanneer u de flow uitvoert, wordt u gevraagd uw parameterwaarden in te voeren.
Gepubliceerde naam van databron
- In het deelvenster Uitvoer gaat u naar de Uitvoergegevens opslaan in en selecteert u Gepubliceerde databron.
Klik in het veld Naam op het pictogram van de parameter en selecteer de gewenste parameter.
Wanneer u de flow uitvoert, wordt u gevraagd uw parameterwaarden in te voeren.
Databasetabel en aangepaste SQL voor uitvoering vóór en na
- Op het tabblad Uitvoer opent u naar de vervolgkeuzelijst Uitvoergegevens opslaan in en selecteert u Databasetabel.
In het veld Tabel selecteert u Parameter gebruiken. Selecteer vervolgens de parameter uit de lijst.
(Optioneel) Klik op het tabblad Aangepaste SQL. Vanaf versie 2022.1.1 kunt u een SQL-script invoeren met daarin parameters die worden uitgevoerd voordat en nadat de data naar de tabel zijn geschreven. Als u een parameter wilt opnemen, klikt u op Parameter invoegen en selecteert u de gewenste parameter.
Zie Flowuitvoerdata opslaan in externe databases voor meer informatie over het gebruik van SQL-scripts bij het schrijven van uitvoer naar een database.
Opmerking: Parameters die in SQL-scripts worden gebruikt, moeten handmatig worden verwijderd. Zie Gebruikersparameters handmatig verwijderen voor meer informatie.
Wanneer u de flow uitvoert, wordt u gevraagd uw parameterwaarden in te voeren.
Systeemparameters toepassen op uitvoerstappen
Bij een uitvoerstap kunt u op de volgende plaatsen systeemparameters voor datum en tijd toepassen:
- Bestandsnaam
- Gepubliceerde naam van databron
Bestandsnaam
Deze uitvoeroptie is niet beschikbaar bij het maken of bewerken van flows op het web
- In het deelvenster Uitvoer selecteert u Bestand in de vervolgkeuzelijst Uitvoergegevens opslaan in.
Klik in het veld Naam op het pictogram van de parameter en maak een keuze uit de volgende parameters voor uitvoeringsdatum of -tijd. U kunt meerdere systeemparameters combineren om het tijdstempel te maken dat u nodig hebt.
Uitvoeringsdatum
- Datum: JJJJ-MM-DD, JJJMMDD, DD-MM-JJJJ
- Maand: Naam van maand, nummer van maand
- Weeknummer
- Kwartaalnummer
- Jaartal
Uitvoeringstijd
- JJJJ-MM-DD_UU-MM-SS (24 uur)
- JJJJMMDD_UUMMSS (24-uurs)
Wanneer u de flow uitvoert, past Tableau Prep de starttijd van de flow toe op basis van uw lokale tijdzone of op basis van de tijdzone van de server.
Gepubliceerde naam van databron
- In het deelvenster Uitvoer gaat u naar de Uitvoergegevens opslaan in en selecteert u Gepubliceerde databron.
Klik in het veld Naam op het pictogram van de parameter en maak een keuze uit de volgende parameters voor uitvoeringsdatum of -tijd. U kunt meerdere systeemparameters combineren om het tijdstempel te maken dat u nodig hebt.
Uitvoeringsdatum
- Datum: JJJJ-MM-DD, JJJMMDD, DD-MM-JJJJ
- Maand: Naam van maand, nummer van maand
- Weeknummer
- Kwartaalnummer
- Jaartal
Uitvoeringstijd
- JJJJ-MM-DD_UU-MM-SS (24 uur)
- JJJJMMDD_UUMMSS (24-uurs)
Wanneer u de flow uitvoert, past Tableau Prep de starttijd van de flow toe op basis van uw lokale tijdzone of op basis van de tijdzone van de server.
Gebruikersparameters toepassen op berekeningen met filters
Gebruik gebruikersparameters om data in uw flow te filteren. Filter uw dataset in de invoerstap of pas filterparameters toe op stap- of veldwaardeniveau. Gebruik bijvoorbeeld een filterparameter om alleen data voor een specifieke regio in te voeren of filter de data in een stap op basis van een specifieke afdeling.
Opmerking: Vanaf versie 2022.1 kunt u kopiëren en plakken gebruiken om filterberekeningen met parameters in andere flows opnieuw te gebruiken wanneer er sprake is van dezelfde parameter met dezelfde naam en hetzelfde datatype.
- Klik in de invoerstap of op de werkbalk op het deelvenster Profiel op Filterwaarden. Als u een parameterfilter aan een veld wilt toevoegen, opent u het menu Meer opties en kiest u Filters > Berekening.
In de berekeningseditor voor Filter toevoegen typt u de naam van de parameter om deze in de lijst te selecteren (de parameter wordt in paars weergegeven). Klik vervolgens op Opslaan om uw filter op te slaan.
Wanneer u de flow uitvoert, wordt u gevraagd uw parameterwaarden in te voeren.
Gebruikersparameters toepassen op berekende velden
Gebruik gebruikersparameters om constante waarden te vervangen in berekeningen die u in uw flow gebruikt. U kunt berekeningsparameters toepassen op stap- of veldwaardeniveau.
Opmerking: Vanaf versie 2022.1 kunt u kopiëren en plakken gebruiken om berekeningen met parameters in andere flows opnieuw te gebruiken wanneer er sprake is van dezelfde parameter met dezelfde naam en hetzelfde datatype.
- Klik op de werkbalk in het deelvenster Profiel op Berekend veld maken. Als u een parameter wilt toevoegen aan een berekening op een veld, opent u het menu Meer opties en selecteert u Berekend veld maken > Aangepaste berekening.
In de berekeningseditor voor Veld toevoegen, voert u uw berekening in en typt u de naam van de parameter om deze in de lijst te selecteren. Klik vervolgens op Opslaan om uw berekening op te slaan.
Wanneer u de flow uitvoert, wordt u gevraagd uw parameterwaarden in te voeren.
Gebruikersparameters verwijderen
Als u gebruikersparameters wilt verwijderen die u niet meer nodig hebt, klikt u op Parameter verwijderen in de het dialoogvenster Parameter bewerken. Hiermee wordt elk exemplaar van de parameter die in de hele flow wordt gebruikt, verwijderd en vervangen door de Huidige waarde van de parameter. Deze actie kan niet ongedaan worden gemaakt.
Opmerking: De beschikbare opties om parameters in een flow te verwijderen zijn afhankelijk van uw versie. Gebruik de onderstaande instructies voor versie 2022.1 en later. Gebruik Gebruikersparameters handmatig verwijderen bij eerdere versies en als u parameters wilt verwijderen die worden gebruikt in aangepaste SQL-scripts die worden toegepast vóór of na het schrijven van uitvoer naar een database.
- Klik in het bovenste menu op het vervolgmenupictogram van de parameter . Klik hierna op Parameter bewerken voor de parameter die u wilt verwijderen.
Klik in het dialoogvenster Parameter bewerken op Parameter verwijderen.
Selecteer nogmaals Parameter verwijderen in het bevestigingsdialoogvenster. Klik op Bekijken in flow om de stappen te highlighten en te onderzoeken waar de parameter wordt gebruikt voordat u deze verwijdert.
Van toepassing op versie 2021.4.4 en eerder en op parameters die worden gebruikt in aangepaste SQL-scripts voor toepassing vooraf en achteraf
Voordat u een gebruikersparameter uit uw parameterlijst kunt verwijderen, moet u eerst alle instanties van de parameters uit uw flow verwijderen, zelfs die uit het deelvenster Wijzigingen.
- Klik in het bovenste menu op het vervolgmenu van de parameter .
Voor de parameter die u wilt verwijderen, klikt u op Bekijken in flow. Zo vindt u alle instanties waarin de parameter in de flow wordt toegepast.
Als de parameter nergens in de flow wordt gebruikt, ga dan verder met stap 4.
- Verwijder de parameter voor elke stap waarin deze wordt gebruikt, inclusief alle vermeldingen naar de parameter bij de wijzigingen in het deelvenster Wijzigingen.
- Klik in het bovenste menu op het vervolgmenu van de parameter en klik op Parameter bewerken voor de parameter die u wilt verwijderen.
Klik in het dialoogvenster Parameter bewerken op Parameter verwijderen.
De parameter wordt vervangen door de Huidige waarde van de parameter.
Flows uitvoeren met parameters
Flows met parameters worden op dezelfde manier uitgevoerd als flows zonder parameters. Het enige verschil is dat gebruikers wordt gevraagd om waarden in te voeren voor gebruikersparameters. Dit gebeurt tijdens de uitvoering of wanneer de flow wordt toegevoegd aan een schema in Tableau Server of Tableau Cloud.
Systeemparameters worden automatisch toegepast wanneer de flow wordt uitgevoerd.
Als een gebruikersparameter is vereist, moeten gebruikers een waarde invoeren voordat ze de flow kunnen uitvoeren. Als een parameter optioneel is, kunnen gebruikers een waarde invoeren, of kunnen ze de standaardinstelling van Huidige waarde voor de parameter accepteren.
Bij vereiste parameters is het selectievakje Selectie tijdens uitvoeren vereisen aangevinkt. (Bij eerdere releases is dit de optie Vragen om waarde tijdens uitvoeren).
Als u flows uitvoert met behulp van de opdrachtregelinterface en de huidige (standaard) parameterwaarden wilt overschrijven, maakt u een .json-bestand voor het overschrijven van parameters. Neem hierbij de syntaxis -p --parameters op in uw opdrachtregel. Zie Uitvoerbestanden van een flow vernieuwen vanaf de opdrachtregel voor meer informatie.
Flows handmatig uitvoeren
Wanneer u een flow vanuit Tableau Prep Builder uitvoert, of handmatig in Tableau Server of Tableau Cloud, wordt het dialoogvenster Parameters geopend wanneer u klikt op Uitvoeren.
- Typ of selecteer de waarden voor de gebruikersparameter. Als er optionele parameters in de flow staan, kunt u de waarden nu invoeren of de huidige (standaard) parameterwaarde accepteren.
- Klik op De flow uitvoeren om de flow uit te voeren.
Zie Een flow naar Tableau Server of Tableau Cloud publiceren voor meer informatie over het uitvoeren van flows.
Flows volgens een schema uitvoeren
Wanneer u flows inplant voor uitvoering op Tableau Server of Tableau Cloud, moet u bij het plannen van de flows eventuele vereiste waarden voor de gebruikersparameter invoeren.
Ga naar het tabblad Nieuwe taken of Gekoppelde taken en voer de parameterwaarden in of selecteer ze in het gedeelte Parameters instellen. Als er optionele parameters in de flow staan, kunt u de waarden nu invoeren of het veld leeg laten om de huidige (standaard) parameterwaarde te gebruiken.
- Klik op Taken maken om uw flow te plannen.