Parameteracties

Gebruik parameteracties om uw doelgroep een parameterwaarde te laten wijzigen door middel van directe interactie met een visualisatie, zoals klikken of een markering selecteren. U kunt parameteracties gebruiken met referentielijnen, berekeningen, filters en SQL-query's, en aanpassen hoe u data weergeeft in uw visualisaties.

Parameteracties bieden nieuwe mogelijkheden voor het creëren van samenvattingswaarden en statistieken zonder gebruik te maken van berekeningen. U kunt parameteracties configureren zodat gebruikers meerdere markeringen kunnen selecteren die automatisch worden samengevoegd tot één parameterwaarde. Een parameteractie kan bijvoorbeeld de GEM(Verkoop) of COUNTD(Orders) tonen voor de momenteel geselecteerde markeringen.

In Voorbeelden van parameteracties vindt u voorbeelden van hoe parameteracties kunnen worden gebruikt.

U kunt parameteracties maken in Tableau Desktop, Tableau Cloud en Tableau Server.

Wanneer u een parameteractie definieert, moet deze het volgende bevatten:

  • het bronblad of de bronbladen waarop de actie van toepassing is.
  • het gebruikersgedrag waarna de actie wordt uitgevoerd (aanwijzen met de muis, selecteren of menu).
  • de doelparameter, het bronveld en de respectieve aggregatie (indien van toepassing).

Er moet ook ergens in de visualisatie worden verwezen naar de parameter waarnaar in de actie wordt verwezen. U kunt dit op verschillende manieren doen, u kunt bijvoorbeeld verwijzen naar de parameter in een berekend veld of referentielijn die wordt gebruikt in de visualisatie. U kunt ook een weergave ontwikkelen die gebruikmaakt van een bronveld waarnaar wordt verwezen in de parameteractie.

Algemene stappen voor het maken van parameteracties

  1. Maak een of meer parameters. Zie Parameters maken voor meer informatie.

  2. Optioneel: afhankelijk van de functionaliteit die u beschikbaar wilt stellen voor gebruikers tijdens hun analyse, kunt u ook een berekend veld maken dat de parameter gebruikt. Zie Een berekend veld maken voor meer informatie over het maken van berekende velden.

  3. Ontwikkel een visualisatie die gebruikmaakt van parameteracties.

    Als u bijvoorbeeld een berekend veld hebt gemaakt dat de parameter gebruikt, bouwt u de weergave op met behulp van dat berekende veld. Of sleep een veld dat u aan de parameter wilt koppelen naar de weergave.

  4. Maak een parameteractie die een parameter gebruikt. U kunt meerdere parameteracties maken voor verschillende doeleinden. De parameteractie moet verwijzen naar de bladnaam van de visualisatie, de parameternaam en het bronveld waaraan de parameter wordt gekoppeld.

  5. Test de parameteractie en pas de instellingen of andere gerelateerde elementen in uw visualisatie zo nodig aan om de gewenste functionaliteit voor uw doelgroep te bereiken.

Opmerking: het is handig als u begrijpt hoe u parameters in Tableau kunt gebruiken voordat u deze in parameteracties gaat gebruiken. Voor meer informatie:

Een parameteractie maken

  1. Selecteer Werkblad > Acties in een werkblad. Selecteer Dashboard > Acties op een dashboard.

  2. Klik in het dialoogvenster Acties op Actie toevoegen en selecteer Parameter wijzigen.

    Voorbeeld van parameteractie.

  3. Begin in het dialoogvenster Acties een toepasselijke naam voor de actie te typen.

  4. Selecteer een bronblad of databron. Standaard is het huidige blad geselecteerd. Als u een databron of een dashboard selecteert, kunt u daarin afzonderlijke bladen selecteren.

    Voorbeeld van parameteractie.

  5. Selecteer hoe gebruikers de actie uitvoeren.

    • Aanwijzen met de muis - wordt uitgevoerd wanneer een gebruiker met de muiscursor een markering in de weergave aanwijst. Er wordt dan ook een optie voor de actie weergegeven in de knopinfo van de markering.

    • Selecteren - wordt uitgevoerd wanneer een gebruiker op een markering klikt of meerdere markeringen in de weergave selecteert.

    • Menu - wordt uitgevoerd wanneer een gebruiker met de rechtermuisknop klikt (macOS: Control ingedrukt houdt en klikt) op een geselecteerde markering in de weergave en vervolgens een optie in het contextmenu selecteert. Er wordt dan ook een optie voor de actie weergegeven in de knopinfo van de markering.

  6. Geef bij Doel de doelparameter en een bronveld op. Alle parameters in de werkmap zijn beschikbaar in de lijst Parameter.

    Als u gebruikers meerdere markeringen wilt laten selecteren die worden samengevoegd tot één parameterwaarde, selecteert u een aggregatietype.

    Opmerking: als u wilt dat gebruikers meerdere markeringen kunnen selecteren, dient u een aggregatie te selecteren. Als Aggregatie is ingesteld op Geenen er meerdere markeringen zijn geselecteerd die verschillende waarden voor het bronveld bevatten, wordt de parameteractie niet uitgevoerd.

    Voorbeeld van parameteractie.

    De aggregatie die u kiest voor de parameteractie kan verschillen van de aggregatie die voor dat veld in de weergave wordt gebruikt. U kunt bijvoorbeeld een weergave maken waarin SOM(Verkoop) wordt gebruikt, maar u kunt het bronveld Verkoop waarnaar wordt verwezen in de parameteractie zo instellen dat Gemiddelde wordt gebruikt voor de aggregatie. Als u dan de aggregatie van het veld Verkoop in de weergave wijzigt in GEM(Verkoop), moet u echter ook de parameteractie bijwerken zodat deze weer naar het veld Verkoop verwijst.

  7. Geef op wat er gebeurt als de selectie wordt gewist.

    • Huidige waarde behouden - de huidige parameterwaarde blijft in de weergave staan.

    • Waarde instellen op - de parameterwaarde wordt teruggezet op de aangegeven waarde.

    Voorbeeld van parameteractie.

  8. Klik op OK om de wijzigingen op te slaan en terug te keren naar de weergave.

  9. Test de parameteractie door interactie met de visualisatie aan te gaan. Pas enkele instellingen voor de actie aan om de functionaliteit aan uw wensen aan te passen.

Voorbeelden van parameteracties

De volgende voorbeelden illustreren hoe u parameteracties kunt gebruiken, maar er zijn nog veel meer mogelijkheden U kunt de voorbeelden beter volgen als u vertrouwd bent met het maken en gebruiken van parameters en berekende velden. Zie Parameters maken en Een berekend veld maken voor meer informatie.

Referentielijnen dynamisch maken

Dit voorbeeld illustreert hoe u een parameteractie kunt gebruiken om een referentielijn op interactieve wijze bij te werken, zonder een berekening te gebruiken.

Referentielijnen zijn een handige manier om waarden in een visualisatie te vergelijken. Vervolgens kunt u parameteracties gebruiken om deze referentielijnen dynamisch te maken. U kunt de referentielijn aan een parameter koppelen en vervolgens een parameteractie gebruiken om de parameter interactief te maken. Tijdens interactie van gebruikers met de weergave worden de referentielijnen automatisch bijgewerkt om meer context te bieden voor de data.

In deze weergave worden de volgende velden gebruikt.

Gedetailleerd voorbeeld van dynamische referentielijnen
  1. Maak de parameter. De parameter krijgt de naam Drempelwaarde. Het datatype wordt ingesteld op Zwevend.

    Voorbeeld van parameteractie.

  2. Maak een referentielijn die de parameter Drempelwaarde gebruikt. Het label wordt ingesteld op Waarde. De optie Hieronder invullen is ingesteld op een lichtgrijze kleur.
  3. Voorbeeld van parameteractie.

  4. Maak een parameteractie. Deze actie verwijst naar de parameter Drempelwaarde en het veld Waarden. De actie wordt uitgevoerd na Aanwijzen met de muis.

    Voorbeeld van parameteractie.

  5. Test de parameteractie in het blad. Als u met de muisaanwijzer een markering in de weergave aanwijst, wordt de referentielijn bijgewerkt om te zien hoe die waarde wordt weergegeven in de context van de andere datacategorieën.

    Voorbeeld van parameteractie.

 

Een selectieve hiërarchie weergeven

Dit voorbeeld illustreert hoe u een parameteractie kunt gebruiken waarnaar wordt verwezen door een berekend veld, zodat uw doelgroep kan bepalen welke informatie in een weergave wordt weergegeven.

Parameters worden vaak gebruikt om de invoerwaarde in een berekening te wijzigen. In dit voorbeeld wordt de parameter EenTypeKiezen gebruikt voor het type fruit en retourneert het berekende veld Rassen de rassen voor het type fruit. Het berekende veld is aan de weergave toegevoegd in plaats van het oorspronkelijke veld Fruitras. Gebruikers kunnen een fruittype selecteren met behulp van een parameterbesturingselement om het fruittype en de weergegeven rassen te wijzigen.

Voorbeeld van parameteractie.

Een parameter gebruiken met een berekening en een parameterbesturingselement om interactief een parameterwaarde te wijzigen

Dit is één manier om gebruikers de data in de weergave te laten verkennen. Parameteracties maken hetzelfde scenario mogelijk, maar bieden tevens extra functionaliteit en voordelen. Wanneer u een parameteractie maakt die de waarde van de parameter bijwerkt op basis van gebruikersinteractie met de markeringen in de weergave:

  • Gebruikersinteractie met de visualisatie is natuurlijker. Gebruikers kunnen met de data blijven werken. In plaats van interactie met een parameterbesturingselement te moeten uitvoeren, kunnen gebruikers met de muisaanwijzer de visualisatie aanwijzen of in de visualisatie klikken om de parameterwaarde bij te werken.
  • Als de databron in de toekomst wordt bijgewerkt en er meer waarden voor fruittype en -ras worden toegevoegd, worden deze waarden automatisch weergegeven in de visualisatie en zijn ze automatisch beschikbaar voor de parameter.

Teneinde parameteracties te kunnen opnemen, maakt dit voorbeeld gebruik van een tweede blad (Fruittype) dat bestaat uit de namen van de fruittypen. De twee bladen (Fruittype en Rassen) worden gecombineerd in een dashboard (Fruit).

Gedetailleerd voorbeeld van selectieve hiërarchie
  1. De werkmap in de bovenstaande afbeelding gebruikt de parameter EenTypeKiezen en het berekende veld Rassen.

    De parameter EenTypeKiezen is ingesteld op het toestaan van Alle waarden.

    Het berekende veld Rassen verwijst naar de parameter EenTypeKiezen om de waarden van het veld Fruitras weer te geven op basis van de momenteel geselecteerde waarde voor Fruittype.

  2. De werkmap gebruikt een parameteractie met de naam Fruit selecteren. De auteur klikte op een blad en selecteerde vervolgens Werkblad > Acties > Actie toevoegenParameter wijzigen om de parameteractie te maken.

    De actie maakt gebruik van de databron Fruit. Omdat de parameter en de berekening beide de waarde van het veld Fruittype moeten kennen om te functioneren, moet zowel het blad Fruittype als het blad Rassen worden geselecteerd.

    De parameter EenTypeKiezen is gekoppeld aan het veld Fruittype. De parameteractie wordt uitgevoerd wanneer een gebruiker met de muis de tekst Fruittype aanwijst in het dashboard Fruit of in het blad Fruittype.

    In het blad Rassen staat het veld Fruittype in de container Rijen, maar de optie Koptekst tonen voor dat veld is uitgeschakeld om het fruittypelabel uit deze weergave te verwijderen.

  3. Test de parameteractie in het dashboard Fruit. Als u met de muisaanwijzer het fruittype aanwijst, wordt de weergave bijgewerkt en worden de verschillende rassen van dat fruit weergegeven.

    Voorbeeld van parameteractie.

 

Beknopte data voor geselecteerde markeringen weergeven

Het verkrijgen van samenvattingsstatistieken voor een subset van data is een waardevol analytisch hulpmiddel. Dit voorbeeld illustreert hoe u geaggregeerde parameteracties kunt gebruiken voor geselecteerde markeringen om automatisch beknopte data te genereren.

Deze weergave van een blad met de naam Opties bevat fruitrassen en hun beoogde markten.

Het veld SOM(Waarden) moet op beide werkbladen aanwezig zijn, anders werkt de parameter niet. SOM(Waarden) wordt op Detail geplaatst in de kaart Markeringen in deze weergave.

De vorige weergave Opties functioneert als een selectietool voor deze tweede weergave, een spreidingsdiagram waarin dezelfde markeringen worden uitgezet tegen hun totale waarde en hoeveelheid. SOM(Waarden) wordt in deze weergave in Rijen geplaatst.

Er wordt een parameteractie gebruikt om de twee weergaven samen te laten werken in een dashboard.

Gedetailleerd voorbeeld van beknopte data
  1. Maak de parameter. Deze parameter krijgt de naam Gemiddelde waarde. Het datatype wordt ingesteld op Zwevend.

    Voorbeeld van parameteractie.

  2. Maak een referentielijn die de parameter Gemiddelde waarde gebruikt. Het label wordt ingesteld op Aangepast met de tekst 'Gemiddelde waarde: <Waarde>'. De optie Lijn wordt ingesteld op een bruine kleur.
  3. Voorbeeld van parameteractie.

  4. De twee bladen worden gecombineerd in een dashboard. Klik op het tabblad Dashboard en selecteer Dashboard > Acties > Actie toevoegenParameter wijzigen om de parameteractie te maken.
  5. Deze actie krijgt de naam Gemiddelde waarde. De doelparameter verwijst naar de parameter Gemiddelde waarde. Het bronveld wordt ingesteld op SOM(Waarden) (Fruit).

    Bij de instelling voor aggregatie spelen de samenvattingsstatieken een rol. Door Gemiddelde, Mediaan, Aantal, etc. te kiezen, stelt u in dat de parameter wordt bijgewerkt met de statistiek van uw keuze.

    De aggregatie wordt ingesteld op Gemiddelde. Houd er ook rekening mee dat de aggregatie voor het bronveld in de weergave kan verschillen van de aggregatie die u gebruikt voor de parameteractie.

    Desgewenst kunt u ook een highlightactie maken voor markeringen die zijn geselecteerd in de weergave Opties.

  6. Test de parameteractie in het dashboard. Als u kopteksten en markeringen selecteert, wordt de referentielijn dynamisch bijgewerkt en wordt het gemiddelde van de waarden weergegeven.

    Voorbeeld van parameteractie.

Bedankt voor uw feedback.De feedback is verzonden. Dank u wel.